Statistics Explained

Archive:Bevolkingsstructuur en vergrijzing van de bevolking

Gegevens geëxtraheerd in augustus 2020.

Geplande update van het artikel: november 2021.


This Statistics Explained article has been archived on 20 July 2021.


Highlights

In 2019 was meer dan een vijfde (20,3 %) van de EU 27-bevolking 65 jaar of ouder.

Het aandeel 80-plussers in de EU 27 zal naar verwachting tussen 2019 en 2100 meer dan verdubbelen, van 5,8 % tot 14,6 %.

[[File:Population_structure_and_ageing-interactive_YB2020-NL.xlsx]]

Toename van het aandeel 65-plussers tussen 2009 en 2019

Dit artikel beschrijft de gevolgen van de vergrijzing in de Europese Unie (EU). Deze zal de komende decennia naar verwachting omvangrijk zijn. Door langdurig lage geboortecijfers en een hogere levensverwachting verandert de vorm van de bevolkingspiramide in de EU 27. De belangrijkste verandering is waarschijnlijk een duidelijke overgang naar een bevolking met veel meer ouderen. In verschillende EU 27-lidstaten is deze ontwikkeling al te zien.

Hierdoor wordt het aandeel van mensen in de beroepsgeschikte leeftijd in de EU 27 relatief kleiner, terwijl de groep gepensioneerden relatief groter wordt. Het aandeel van ouderen in de totale bevolking zal de komende decennia aanzienlijk toenemen. Dit leidt weer tot een grotere druk op de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd, die de sociale uitgaven voor uiteenlopende vormen van ouderenzorg moeten betalen.

Full article

Het percentage ouderen blijft stijgen

Op 1 januari 2019 woonden naar schatting 446,8 miljoen mensen in de EU 27. Kinderen (0 tot en met 14 jaar) vormden 15,2 % van de bevolking van de EU 27 (zie tabel 1), terwijl de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd (15 tot en met 64 jaar) 64,6 % van de bevolking vormde. Het aandeel van ouderen (65 of ouder) was 20,3 % (een toename van 0,3 procentpunt ten opzichte van het jaar ervoor en een stijging van 2,9 procentpunten in vergelijking met tien jaar daarvoor).

In de EU 27-lidstaten waren in 2019 de hoogste percentages minderjarigen te zien in Ierland (20,5 %), Frankrijk (18,0 %) en Zweden (17,8 %), terwijl Italië (13,2 %) en Duitsland (13,6 %) Malta en Portugal (beide 13,7 %) de laagste percentages hadden. Het aandeel personen van 65 jaar en ouder in de totale bevolking was het hoogst in Italië (22,8 %), Griekenland (22,0 %), Portugal en Finland (beide 21,8 %) en het laagst in Ierland (14,1 %) en Luxemburg (14,4 %).

<image zoom="100">
Tabel 1: Leeftijdsstructuur van de bevolking in brede leeftijdscategorieën, 2009 en 2019
(% van de totale bevolking)
Bron: Eurostat (demo_pjanind)

De bevolkingsstructuur van het Verenigd Koninkrijk almede de EVA-landen en de kandidaatlidstaten was vergelijkbaar met het algemene beeld in de EU 27, met als belangrijkste uitzonderingen IJsland en Turkije, waar de bevolkingsstructuur leek op die van Ierland: in deze twee landen was het aandeel van de jongste leeftijdscategorie groot (respectievelijk 19,0 % en 23,4 %), terwijl er relatief weinig personen van 65 jaar en ouder waren (respectievelijk 14,2 % en 8,8 % van de totale bevolking). Ook in Albanië en Noord-Macedonië was het percentage personen van 65 jaar en ouder relatief laag (in beide landen 14,1 %). Ook in deze landen is echter een trend van vergrijzing merkbaar (zie figuur 1).

<image zoom="100">
Figuur 1: Toename van het aandeel 65 plussers tussen 2009 en 2019
(procentpunten)
Bron: Eurostat (demo_pjanind)

De mediane leeftijd is het hoogst in Italië

De mediane leeftijd van de bevolking van de EU 27 neemt toe en was op 1 januari 2019 43,7 jaar (zie figuur 2). Dit betekent dat de helft van de bevolking van de EU 27 ouder dan 43,7 jaar was, en de andere helft jonger. De mediane leeftijd liep in de EU 27 uiteen van 37,7 jaar in Ierland en Cyprus tot 46,7 jaar in Italië. Dit bevestigt dat de bevolking in deze lidstaten relatief jong, respectievelijk relatief oud is. De mediane leeftijd in de EVA-landen en kandidaatlidstaten in 2019 was lager dan in de EU 27, met uitzondering van Liechtenstein (44,2 jaar) en Servië (43,7 jaar, gelijk aan de EU 27).

<image zoom="100">
Figuur 2: Mediane leeftijd van de bevolking, 2009 en 2019
(jaren)
Bron: Eurostat (demo_pjanind)

De mediane leeftijd in de EU 27 is tussen 2009 en 2019 met 2,7 jaar gestegen; dit is gemiddeld met 0,3 jaar per jaar. Dit betekent een stijging van 41,0 naar 43,7 jaar. Het cijfer is in alle lidstaten van de EU 27 gestegen, waarbij de stijging in Spanje, Portugal, Litouwen, Griekenland, Ierland en Slowakije 4,0 jaar of meer bedroeg. Alleen in Zweden daalde de mediane leeftijd (van 40,7 jaar in 2009 tot 40,5 jaar in 2019). In de afgelopen 10 jaar is de mediane leeftijd het meest gestegen in Albanië, namelijk met 5,6 jaar: van 31,1 jaar in 2009 tot 36,7 in 2019 (zie figuur 2).

Iets meer dan drie personen in de beroepsgeschikte leeftijd voor iedere 65 plusser

Om te beoordelen in welke mate jongeren en/of ouderen door de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd ondersteund worden, kan het begrip "demografische druk" worden gebruikt. De demografische druk wordt uitgedrukt als de relatieve omvang van de groep jongeren ("groene druk") en/of ouderen ("grijze druk"), in vergelijking met de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd. De grijze druk in de EU 27 was 31,4 % op 1 januari 2019 (zie tabel 2); er waren dus iets meer dan drie personen in de beroepsgeschikte leeftijd voor iedere 65 plusser. In de EU 27 liep de grijze druk uiteen van 20,7 % in Luxemburg en 21,6 % in Ierland, met bijna vijf personen in de beroepsgeschikte leeftijd voor iedere 65 plusser, tot 35,7 % in Italië, 35,1 % in Finland en 34,6 % in Griekenland, dus met minder dan drie personen in de beroepsgeschikte leeftijd voor iedere 65 plusser.

<image zoom="100">
Tabel 2: Indicatoren voor de leeftijdsstructuur van de bevolking, 1 januari 2019
(%)
Bron: Eurostat (demo_pjanind)

De combinatie van de groene druk en de grijze druk levert de totale demografische druk op (de verhouding tussen afhankelijke personen, jong en oud, en de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd van 15 64 jaar). In 2019 lag deze op 54,9 % in de EU 27: voor iedere afhankelijke persoon waren er ongeveer twee personen in de beroepsgeschikte leeftijd. Luxemburg had in 2019 de laagste demografische druk van alle EU 27-lidstaten (43,8 %) en Frankrijk de hoogste (61,5 %).

In het algemeen kan in de EU 27 een stijgende trend worden waargenomen voor de grijze druk en de totale demografische druk. De grijze druk is in het afgelopen decennium gestegen met 5,4 procentpunten (van 26,0 % in 2009 tot 31,4 % in 2019), terwijl de totale demografische druk nam in dezelfde periode toe met 5,9 procentpunten (van 49,0 % in 2009 tot 54,9 % in 2019).

Vergrijzingstendenzen in de EU 27, verleden en toekomst

Vergrijzing is een tendens op lange termijn, die in Europa tientallen jaren geleden is begonnen. De tendens is zichtbaar in de verandering van de leeftijdsopbouw van de bevolking. Het percentage ouderen stijgt, en het percentage beroepsgeschikte personen in de totale bevolking daalt.

Bevolkingspiramiden (zie figuren 3 en 4) tonen de verdeling van de bevolking per geslacht en in leeftijdscategorieën van vijf jaar. Iedere balk komt overeen met het aandeel van de betreffende geslachts- en leeftijdscategorie in de totale bevolking (mannen en vrouwen samen). De bevolkingspiramide van de EU 27 op 1 januari 2019 is smal aan de basis, en heeft een ruitvorm als gevolg van de cohorten van babyboomers, door de hoge geboortecijfers in verschillende Europese landen na de Tweede Wereldoorlog. Door deze babyboomers neemt nu de populatie in de pensioengerechtigde leeftijd toe, zoals blijkt uit de vergelijking met de bevolkingspiramide van 2004. De uitstulping die door de babyboom is veroorzaakt, beweegt omhoog in de bevolkingspiramide, waardoor de beroepsgeschikte bevolking en de basis smaller worden. Dit is te zien in figuur 3.

<image zoom="100">
Figuur 3: Bevolkingspiramiden, EU 27, 2004 en 2019
(% van de totale bevolking)
Bron: Eurostat (demo_pjangroup)

In alle EU 27-lidstaten, EVA-landen en kandidaat-lidstaten, almede in het Verenigd Koninkrijk, stijgt het aandeel 65 plussers in de bevolking. De toename in het afgelopen decennium varieert van 5,1 procentpunten in Finland, 4,7 procentpunten in Tsjechië en 4,5 procentpnten in Malta, tot 1,1 procentpunten in Duitsland en 0,4 procentpunt in Luxemburg. In de afgelopen tien jaar (2009 2019) is er voor de EU 27 als geheel een stijging van 2,9 procentpunten waargenomen (zie figuur 1). Het aandeel van de bevolking tot 15 jaar is in de EU 27 daarentegen afgenomen met 0,2 procentpunt (zie tabel 1).

De groei van het percentage ouderen kan worden verklaard door het feit dat men langer leeft. Dit is al tientallen jaren een duidelijk patroon, vanwege de stijging van de levensverwachting (zie mortality and life expectancy statistics, in het Engels); deze ontwikkeling wordt vaak de “vergrijzing aan de top” van de bevolkingspiramide genoemd.

Anderzijds heeft ook een voortdurend laag geboortecijfer gedurende vele jaren bijgedragen aan vergrijzing. Minder geboorten leiden tot een afname van het percentage jongeren in de totale bevolking (zie fertility statistics, in het Engels). Dit proces staat bekend als “vergrijzing aan de basis” van de bevolkingspiramide. Het kan worden waargenomen in de smaller wordende basis van de bevolkingspiramiden van de EU 27 tussen 2004 en 2019.

Om toekomstige tendensen van vergrijzing te bestuderen, heeft Eurostat een nieuwe reeks bevolkingsramingen opgesteld, voor de periode 2019 tot 2100. Er wordt voorspeld dat de bevolking van de EU 27 zal pieken rond 449,3 miljoen in 2026, en daarna geleidelijk zal dalen tot 416,1 miljoen in 2100.

Een vergelijking van de bevolkingspiramiden voor 2019 en 2100 (zie figuur 4) laat zien dat de bevolking van de EU 27 naar verwachting verder zal vergrijzen. De komende decennia zal het aantal ouderen aanzienlijk toenemen. Tegen 2100 zal de piramide meer de vorm van een blok krijgen. Het midden van de piramide (rond de leeftijd 45 54 jaar) wordt aanzienlijk smaller.

<image zoom="100">
Figuur 4: Bevolkingspiramiden, EU 27, 2019 en 2100
(% van de totale bevolking)
Bron: Eurostat (demo_pjangroup) en (proj_18np)


Een ander aspect van de vergrijzing is de stijgende leeftijd van de oudere bevolking zelf, aangezien de reletieve significantie van de hoogbejaarden sneller groeit dan enig ander segment van de EU 27-bevolking. Het aandeel personen van 80 jaar en ouder in de EU 27 zal naar verwachting tussen 2019 en 2100 stijgen van 5,8 % tot 14,6 %, en dus tweeëneenhalf keer zo groot worden (zie figuur 5).

<image zoom="100">
Figuur 5: Bevolkingsstructuur in brede leeftijdscategorieën, EU 27, 2019 2100
(% van de totale bevolking)
Bron: Eurostat (demo_pjanind) en (proj_18ndbi)

Tussen 2019 en 2100 zal het aandeel van de bevolking in de arbeidsgeschikte leeftijd naar verwachting dalen. De ouderen zullen waarschijnlijk een groeiend aandeel van de totale bevolking vormen: de 65-plussers zullen 31,3 % van de bevolking in de EU 27 vormen in 2100, vergeleken met 20,2 % in 2019. Als gevolg van de verschuiving tussen de leeftijdscategorieën zal de grijze druk in de EU 27 naar verwachting bijna verdubbelen, van 31,4 % in 2019 tot 57,1 % in 2100 en de totale demografische druk zal naar verwachting toenemen van 54,9 % in 2019 tot 82,6 % in 2100 (zie figuur 6). De mediane leeftijd zal naar verwachting stijgen met 5,1 jaar, van 43,7 jaar in 2019 tot 48,8 jaar in 2100.

<image zoom="100">
Figuur 6: Geraamde totale demografische druk en grijze druk, EU 27, 2019 2100
(%)
Source: Eurostat (demo_pjanind) en (proj_18ndbi)

Brongegevens voor tabellen en grafieken

Gegevensbronnen

Eurostat verzamelt gegevens van EU-lidstaten en andere landen die deelnemen aan de verzameling van gegevens over bevolkingsgroepen, elk jaar vanaf 1 januari. De aanbevolen definitie is de “populatie met gewone verblijfplaats”. Dit is het aantal inwoners van een bepaald gebied op 1 januari van het betreffende jaar (in sommige gevallen op 31 december van het voorafgaande jaar). Overeenkomstig de internationale aanbevelingen van de Verenigde Naties is de definitie van “gewone verblijfplaats” gebaseerd op een referentieperiode van twaalf maanden. Dit betekent dat de betrokken personen ten minste gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de referentiedatum in hun gewone verblijfplaats moeten hebben gewoond, of dat zij gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan de referentiedatum in hun gewone verblijfplaats zijn komen wonen met de bedoeling om er ten minste een jaar te blijven. Landen kunnen aan Eurostat echter ook cijfers doorgeven op basis van hun meest recente volkstelling, aangepast aan de hand van de veranderingen in de bevolking die zich sinds de laatste telling hebben voorgedaan, of bevolkingscijfers die zijn gebaseerd op de (wettig) geregistreerde bevolking.

In 2011 is er in alle EU lidstaten, EVA landen en EU kandidaatlidstaten een volks- en woningtelling uitgevoerd. Het is gebruikelijk dat landen hun jaarlijkse bevolkingsschatting bijstellen zodra de resultaten van de volks- en woningtelling beschikbaar zijn. Bevolkingsschattingen op basis van de resultaten van de volkstelling kunnen onderbrekingen veroorzaken in reeksen betreffende de omvang en structuur van de bevolking.

Eurostat biedt informatie over zeer uiteenlopende bevolkingsgegevens. De bevolkingsgegevens bevatten uitsplitsingen aan de hand van verschillende kenmerken, zoals leeftijd, geslacht, huwelijkse staat en opleidingsniveau.

Eurostat maakt iedere jaar bevolkingsramingen per land. Deze ramingen zijn mogelijke scenario’s, die informatie geven over de waarschijnlijke toekomstige omvang en structuur van de bevolking, op basis van aannamen over toekomstige tendensen op het gebied van vruchtbaarheid, levensverwachting en migratie.

Achtergrond

De bevolkingsramingen van Eurostat worden door de Europese Commissie gebruikt voor het analyseren van de verwachte effecten van vergrijzing op overheidsuitgaven. Hogere sociale uitgaven vanwege vergrijzing, in de vorm van pensioenen, gezondheidszorg en verpleging, zullen waarschijnlijk leiden tot een hogere belasting van de beroepsgeschikte bevolking.

Een aantal belangrijke beleidsterreinen, vooral sociaal en economisch beleid, maakt gebruik van bevolkingsgegevens om maatregelen voor te bereiden en programma’s te controleren en te beoordelen. Het gaat bijvoorbeeld om de verwachte effecten van vergrijzing op de houdbaarheid van overheidsfinanciën en welzijnsvoorzieningen, of de economische en sociale effecten van demografische veranderingen.

Direct access to

Other articles
Tables
Database
Dedicated section
Publications
Methodology
Visualisations




EURPOP2019 - Population projections at national level (2019 2100) (proj_19n)