Statistics Explained

Archive:Betalingsbalansstatistieken

This Statistics Explained article has been archived - for recent articles on Balance of payment statistics see here

Gegevens geëxtraheerd in april 2016. Recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank. Geplande update van het artikel: september 2017.
Figuur 1: Transacties op de lopende rekening, EU-28, 2005–2015 (1)
(miljard EUR)
Bron: Eurostat (bop_eu6_q)
Figuur 2: Saldo van de lopende rekening met geselecteerde partners, EU-28, 2015
(miljard EUR)
Bron: Eurostat (bop_eu6_q)
Tabel 1: Saldo van de lopende rekening met het buitenland, 2005–2015 (1)
(miljard EUR)
Bron: Eurostat (bop_eu6_q) en (bop_c6_q)
Tabel 2: Lopende en kapitaalrekeningen, 2015
(miljard EUR)
Bron: Eurostat (bop_eu6_q) en (bop_c6_q)
Tabel 3: Lopende en kapitaalrekeningen in relatie tot bbp, 2015
(% van bbp)
Bron: Eurostat (bop_gdp6_q)
Tabel 4: Belangrijkste onderdelen van het saldo van de financiële rekening, 2015 (1)
(miljard EUR)
Bron: Eurostat (bop_eu6_q) en (bop_c6_q)
Tabel 5: Belangrijkste onderdelen van het saldo van de financiële rekening in relatie tot bbp, 2015
(% van het bbp)
Bron: Eurostat (bop_c6_q), (bop_gdp6_q) en (nama_10_gdp)

De betalingsbalans legt alle economische transacties tussen ingezeten en niet-ingezeten eenheden gedurende een bepaalde periode vast. Dit artikel gaat over de gegevens over de lopende rekening en de financiële rekening van de betalingsbalans van de Europese Unie (EU) en haar lidstaten. Gegevens worden gepresenteerd met betrekking tot de nieuwe compilatienorm van de zesde editie van de handleiding van het IMF over de betalingsbalans (BPM6).

Het saldo van de lopende en de kapitaalrekening geeft de positie van de economie ten opzichte van het buitenland weer, terwijl de financiële rekening duidelijk maakt hoe deze wordt gefinancierd. Idealiter is het saldo van de lopende en de kapitaalrekening gelijk aan het nettototaal van de financiële rekening, anders zijn er netto afwijkingen en omissies geregistreerd. Een artikel over buitenlandse directe investeringen (in het Engels) verschaft meer informatie over één onderdeel van de financiële rekening en een ander artikel over de internationale handel in diensten (in het Engels) gaat over één onderdeel van de lopende rekening.

Belangrijkste statistische resultaten

Lopende rekening

Het overschot op de lopende rekening van de EU-28 was 161,6 miljard EUR in 2015 (zie figuur 1), hetgeen overeenkomt met 1,1 % van het bruto binnenlands product (bbp). In 2014 bedroeg het overschot op de lopende rekening nog 129,6 miljard EUR. De nieuwste ontwikkelingen voor de lopende rekening van de EU-28 vertoont een voortzetting van het sinds 2008 gevestigde patroon: terwijl het tekort van de lopende rekening piekte in 2008 op 2,1 % van het bbp, verdween dit geleidelijk en werd het in 2012 omgezet in een overschot van 0,6 % van het bbp; het overschot was gelijk aan 1,1 % van het bbp in 2013 en 0,9 % in 2014. Het overschot op de lopende rekening voor 2015 was gebaseerd op tekorten voor primaire en secundaire inkomens (0,1 % en 0,5 % van het bbp) met overschotten op de lopende rekeningen voor goederen (0,7 % van het bbp) en dienstverlening (1,0 %) — zie tabel 3.

Onder de partnerlanden en -regio's in figuur 2 was het tekort op de lopende rekening van de EU-28 het grootst ten opzichte van China, met 145,7 miljard EUR in 2015, gevolgd door Rusland (33,2 miljard EUR). Het hoogste overschot op de lopende rekening werd geregistreerd voor de Verenigde Staten (101,0 miljard EUR) en Zwitserland (70,6 miljard EUR); ook voor Brazilië, Hongkong, Canada en India werd een overschot bereikt. Het saldo van de lopende rekening van de EU-28 met Japan veranderde van een licht overschot in 2014 weer in een tekort in 2015 (van 4,5 miljard EUR in 2014 naar -32,2 miljard EUR in 2015).

In 2015 lieten tien EU-lidstaten tekorten op de lopende rekening zien, terwijl achttien lidstaten overschotten hadden (zie de tabellen 1 tot en met 3). De grootste tekorten (in relatie tot het bbp) werden waargenomen in het Verenigd Koninkrijk (5,2 %) en Cyprus (3,6 %), terwijl Malta en Nederland de grootste overschotten rapporteerden in relatie tot het bbp (9,9 % en 9,1 %), gevolgd door Duitsland (8,5 %), dat tevens in absolute termen het grootste overschot op de lopende rekening optekende (257,0 miljard EUR).

Duitsland, Ierland, Nederland, Italië en Finland waren in 2015 de enige EU-lidstaten met een tekort op de lopende rekening voor diensten, terwijl Luxemburg (39,7 % van het bbp), Malta (23,8 %), Kroatië (17,9 %) en Cyprus (16,8 % ) in relatie tot hun bbp relatief grote overschotten vertoonden.

De helft van de 28 EU-lidstaten rapporteerde tekorten voor goederen, waaronder als meest opvallende dezelfde vier lidstaten die ook de grootste overschotten voor dienstverlening rapporteerden. Van de veertien lidstaten die een overschot voor goederen rapporteerden, werden de grootste overschotten (in relatie tot het bbp) geregistreerd in Ierland (30,7 %), Nederland (11,5 %) en Duitsland (8,7 %).

Van de EVA-landen rapporteerden Noorwegen en Zwitserland in 2015 aanzienlijke overschotten op de lopende rekening (Zwitserland 68,5 miljard EUR en Noorwegen 31,8 miljard EUR). Beide landen rapporteerden een behoorlijk overschot voor goederen (Zwitserland 50,3 miljard EUR en Noorwegen 25,2 miljard EUR) en een aanzienlijke instroom van primaire inkomensstromen; Zwitserland registreerde tevens een overschot voor dienstverlening (15,4 miljard EUR).

Kapitaalrekening

De kapitaalrekening van de EU-28 vertoont traditioneel een tekort, met aanzienlijke kapitaaloverdrachten aan de rest van de wereld. Deze tendens werd in 2015 voortgezet met een tekort op de kapitaalrekening van 45,0 miljard EUR, gelijk aan 0,3 % van het bbp, dat voornamelijk het gevolg was van een groot tekort op de kapitaalrekening van Nederland (35,2 miljard EUR).

Zwitserland was het enige EVA-land dat grote transacties registreerde voor de kapitaalrekening: in 2015 werd er een tekort gerapporteerd van 13,2 miljard EUR.

Financiële rekening

Drie soorten investeringen (buitenlandse directe investeringen of BDI, effectenverkeer en overige) zijn opgenomen in de financiële rekening, samen met (netto) financiële derivaten en reserves. Activa en passiva worden geïnterpreteerd als nettowaarden (netto-aankopen van vorderingen, nettotoename van schulden). Bijgevolg wordt de netto financiële rekening geïnterpreteerd als vorderingenoverschot ten opzichte van de rest van de wereld indien positief, en een vorderingentekort ten opzichte van de rest van de wereld indien negatief.

In totaal 23 EU-lidstaten waren netto-uitleners aan de rest van de wereld in 2015 en lieten een overschot zien op hun netto financiële rekening, waarbij de hoogste waarde in relatie tot het bbp werd geregistreerd in Malta (10,4 % van het bbp). Vijf EU-lidstaten bleken netto-ontleners te zijn, met name het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk: hierbij moet echter worden opgemerkt dat geen van deze lidstaten zijn nettopositie bekendmaakt in zijn financiële rekening — zie de tabellen 4 en 5.

In absolute termen was Duitsland veruit de grootste netto-uitlener in de EU-28 met een vorderingenoverschot van 232,2 miljard EUR in 2015 (zie tabel 4). De eurozone was ook een netto-uitlener aan de rest van de wereld in 2015 met 306,6 miljard EUR van het vorderingenoverschot, wat overeenkomt met 2,9 % van het BBP. Dit overschot werd ondersteund door aanzienlijke netto-aankopen van buitenlandse vorderingen in 2015 in directe en portefeuille-investeringen (respectievelijk 601,5 miljard EUR en 394,5 miljard EUR), die aanzienlijk hoger waren dan de overeenkomstige nettotoename van schulden in deze onderdelen. De laatste gegevens bevestigen ook dat de belangrijkste centra voor financiële rekeningtransacties in de EU-28 in 2015 Duitsland, Luxemburg, Ierland en het Verenigd Koninkrijk waren.

Duitsland, de grootste netto-uitlener in de EU-28, toonde een hoog niveau van netto-aankopen in directe en effectenactiva, en verhoogde zijn vermogenspositie ten opzichte van de rest van de wereld in 2015. Aan de andere kant registreerde het Verenigd Koninkrijk bijzonder hoge niveaus van nettotoename van effectenactiva door middel van uitgifte van nieuwe activiteiten op de effectenmarkten, die de (netto-)aankoop van andere beleggingen, zoals leningen aan de rest van de wereld, financierden.

Luxemburg en Ierland registreerden hoge niveaus van uitleen- en ontleningsactiviteiten, waarbij sprake was van een relatief grote blootstelling in relatie tot hun bbp in alle drie de belangrijkste onderdelen van de financiële rekening. Nettotransacties in directe investeringen bereikten veruit de hoogste niveaus in de EU-28 in Luxemburg met 279,8 miljard EUR in netto-aankopen van vorderingen (536,9 % van het bbp) en 231,6 miljard EUR in de nettotoename van schulden (444,5 % van het bbp) ten opzichte van de rest van de wereld. Er werd een soortgelijke situatie waargenomen voor transacties in portefeuille-investeringen: in 2015 werd een nettowaarde van 256,5 miljard EUR voor de overname van effectenactiva (492,2 % van bbp) geregistreerd, terwijl 355,4 miljard EUR netto werd besteed in effectenpassiva (681,9 % van het bbp). Deze hoge mate van uitgifteactiviteiten in Luxemburg wordt gedeeltelijk ondersteund door de binnenlandse beleggingsfondsensector met aanzienlijke overloopeffecten in effectentransacties. Zo registreerde ook Ierland in 2015 213,1 miljard EUR aan netto bestedingen aan effectenpassiva (99,3 % van het bbp), na het Verenigd Koninkrijk in absolute termen (349,7 miljard EUR, of 13,6 % van het bbp).

In 2015 waren de transactieniveaus voor andere investeringen daarentegen aanzienlijk lager in de EU-28, wat leidde tot minder aankopen van nieuwe activa en meer aflossingen van bestaande schulden. De netto-aankopen van andere beleggingen nam met 202,0 miljard EUR af, terwijl de nettotoename van effectenactiva afnam met 446,1 miljard EUR. Het Verenigd Koninkrijk droeg in hoge mate bij aan deze desinvestering, hoewel in totaal dertien EU-lidstaten desinvesteringen rapporteerden in zowel passiva als activa. Desalniettemin bleef de EU-28 in 2015 een grote netto uitlener van kapitaal (zoals leningen) aan de rest van de wereld (vorderingenoverschot gelijk aan 1,7 % van het bbp), waarbij de netto ontleningen werden gefinancierd via directe en portefeuille-investeringen.

Met betrekking tot transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers, was de EU-28 in 2015 een netto uitlener (14,9 miljard EUR), al kwam dit slechts neer op 0,1 % van het bbp. Ierland en Duitsland registreerden de hoogste overschotten, met een aanzienlijke blootstelling in Ierland in relatie tot het bbp (15,3 %). Luxemburg was daarentegen een netto ontlener, met een tekort dat gelijkstond aan 12,1 % van het bbp in hetzelfde jaar.

Van de EVA-landen liet Zwitserland niet verrassend de grootste blootstelling aan financiële transacties zien. In 2015 waren Zwitserland en Noorwegen netto uitleners (Zwitserland 57,8 miljard EUR en Noorwegen 29,2 miljard EUR), waarbij Zwitserland dynamische activiteiten registreerde in verband met directe investeringen gedurende het jaar; zowel de netto-aankopen van vorderingen als de nettotoename van schulden voor directe investeringen lieten overschotten zien van 100 miljard EUR. IJsland rapporteerde aan de andere kant desinvesteringen in effecteninvesteringen met tekorten in zowel de netto-aankopen van vorderingen (17,6 % van het bbp) als de nettotoename van schulden (40,6 % van het bbp), terwijl andere investeringsschulden een overschot lieten zien (17,1 % van het bbp).

Gegevensbronnen en -beschikbaarheid

Het belangrijkste methodologische referentiedocument dat wordt gebruikt bij het opstellen van de betalingsbalansstatistieken is de zesde editie van de handleiding van het Internationale Monetair Fonds (IMF) over de betalingsbalans (BPM6). Deze nieuwe internationale normen zijn deels ontwikkeld in reactie op belangrijke economische ontwikkelingen, waaronder een grotere rol voor de mondialisering, groeiende innovatie en complexiteit op de financiële markten en een grotere nadruk op het gebruik van de balans om inzicht te krijgen in de economische activiteit (het principe van activa–passiva).

De transmissie van de balansgegevens naar Eurostat is geregeld in Verordening (EG) nr. 184/2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen. Nieuwe gegevensvereisten volgens de BPM6-handleiding zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 555/2012 van de Commissie van 22 juni 2012 tot wijziging van het bovenstaande.

In april 2016 kwamen de eerste voorlopige gegevens voor het vierde kwartaal van 2015 beschikbaar, op basis waarvan de eerste raming van de jaarresultaten voor 2015 is opgesteld.

Lopende rekening

De lopende rekening van de betalingsbalans verschaft niet alleen informatie over de internationale handel in goederen (traditioneel de grootste categorie), maar ook over internationale transacties in diensten en primair en secondair inkomen. Voor al deze transacties registreert de betalingsbalans de waarde van crediteringen (uitvoer) en debiteringen (invoer). Een positief saldo — een overschot op de lopende rekening (dat van toepassing was op de EU-28 in 2014 en 2015) — geeft aan dat een economie meer verdient aan haar internationale exporttransacties dan ze in het buitenland uitgeeft aan invoertransacties met andere economieën, en daarom een nettocrediteur van de rest van de wereld is.

De lopende rekening peilt de economische situatie van een land in de wereld en omvat alle transacties die plaatsvinden tussen ingezeten en niet-ingezeten entiteiten. De vier belangrijkste componenten van de lopende rekening worden in overeenstemming met de BPM6 als volgt vastgesteld.

  • De internationale handel in goederen betreft handelswaar in het algemeen, de netto-uitvoer van goederen op basis van transitohandel en niet-monetair goud. De in- en uitvoer van goederen wordt geregistreerd op basis van zogenaamde fob/fob-prijzen — met andere woorden, tegen de marktwaarde aan de douanegrenzen van het land van uitvoer, met inbegrip van kosten voor verzekering en vervoer tot aan de grens van dat land. Als gevolg hiervan is voor de invoer een fob-aanpassing nodig om de waarde van de opgelopen vrachtkosten en verzekeringspremies voor het transport tot aan de grens van de importerende economie af te trekken.
  • De internationale handel in diensten omvat de volgende posten: veredeling van fysieke input die eigendom is van derden (goederen voor verwerking), onderhoud en reparatie, vervoersdiensten die ingezetenen van de EU voor niet-ingezetenen verrichten of omgekeerd, waaronder het vervoer van personen of goederen en bijbehorende diensten, zoals goederenbehandeling, verpakking en herverpakking, slepen niet opgenomen in vrachtdiensten, loodsen en navigatie-steun voor vervoerders, luchtverkeersleiding, berging, vergoedingen van agenten, enzovoorts; reizen, hetgeen hoofdzakelijk goederen en diensten omvat die EU-reizigers afnemen van niet-ingezetenen van de EU of omgekeerd; en overige diensten, waaronder diensten van de bouwnijverheid, verzekeringsdiensten en pensioendiensten, financiële diensten, kosten voor het gebruik van intellectueel eigendom n.e.g., telecommunicatie-, computer- en informatiediensten, overige zakelijke dienstverlening (onderzoeks- en ontwikkelingswerk, professionele diensten en managementadviesdiensten, technische diensten, diensten in verband met de handel, persoonlijke, culturele en recreatiediensten en overheidsdiensten n.e.g.).
  • Primair inkomen omvat grofweg drie soorten transacties: beloning van werknemers die aan niet-ingezeten werknemers wordt betaald of van niet-ingezeten werkgevers wordt ontvangen, en inkomen uit directe investeringen, effectenverkeer, overige investeringen en reserves en overige primaire inkomens (belastingen op productie en op de invoer, subsidies en huur). Alle onderdelen van beleggingsopbrengsten betreffen inkomen uit aandelen en aandelen in beleggingsfondsen (verdeeld over verspreide en overlopende activa) en rente van investeringen in schuldbewijzen, deposito's of leningen en investeringen onttrokken van inkomen of quasi-vennootschappen.
  • Secundair inkomen omvat de algemene inkomensoverdrachten van de overheid, zoals betalingen van belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen, overmakingen in verband met internationale samenwerking en inkomensoverdrachten in verband met financiële en niet-financiële vennootschappen, huishoudens, of organisaties zonder winstbejag.

Kapitaalrekening

De kapitaalrekening van de betalingsbalans geeft informatie over de overname van niet-financiële activa door bewoners in de rest van de wereld, of door niet-ingezetenen in de rapporterende economie, bijvoorbeeld investeringen in onroerend goed. Het bevat ook kapitaaloverdrachten door de overheid en financiële, niet-financiële vennootschappen, huishoudens of organisaties zonder winstbejag (ook specifiek met betrekking tot kwijtschelding van schulden).

Financiële rekening

De financiële rekening van de betalingsbalans omvat alle transacties die gepaard gaan met een verandering van eigendom in buitenlandse financiële activa en passiva van een economie. De financiële rekening bestaat volgens de BPM6 uit vijf hoofdcomponenten: directe investeringen, portefeuille-investeringen, financiële derivaten, overige investeringen en officiële reserves. Alle onderdelen worden nu volgens het principe van activa–passiva geregistreerd, dat de volledige implementatie van de balansbenadering in de financiële rekening ondersteunt. In dit opzicht worden nettowaarden geregistreerd en moeten deze worden geïnterpreteerd door rekening te houden met de onderliggende brutotransacties — netto-aankoop van vorderingen is gebaseerd op de verwerving van nieuwe activa minus de vermindering van activa tijdens de geobserveerde periode, terwijl de nettotoename van passiva bestaat uit de uitgifte van nieuwe schulden minus aflossingen van uitstaande schulden. Het resulterende saldo van het nettoactief minus nettopassief wordt geïnterpreteerd als netto kredietverlening aan de rest van de wereld indien positief, of een nettoleenvermogen indien negatief.

Een directe investering houdt in dat een in de ene economie ingezeten investeerder een duurzaam belang heeft in of in zekere mate invloed heeft op het beheer van een in een andere economie ingezeten onderneming. Binnen deze indeling wordt een onderscheid gemaakt tussen BDI in aandelen/aandelen in beleggingsfondsen (plus herinvestering van de winst indien van toepassing) en in obligaties. Een uitsplitsing is vereist voor transacties door directe investeerders in directe-investeringsondernemingen, reverse-investeringen en internationale transacties tussen collega-bedrijven met de uiteindelijke controlerende moedervennootschap hetzij ingezeten of niet-ingezeten. Meer aspecten komen aan bod in een speciaal artikel over buitenlandse directe investeringen (in het Engels).

Tot de portefeuille-investeringen behoren de transacties in verhandelbare financiële effecten, met uitzondering van de transacties die vallen onder de definitie van directe investeringen of reserves. Twee belangrijke onderdelen worden onderscheiden: aandelen en obligaties (obligaties en wissels of geldmarktinstrumenten).

Financiële derivaten (m.u.v. reserves) zijn financiële instrumenten die verbonden zijn met een ander specifiek financieel instrument, indexcijfer of goed en door middel waarvan specifieke financiële risico’s zelfstandig op financiële markten kunnen worden verhandeld. Transacties in financiële derivaten worden behandeld als afzonderlijke transacties, en niet als integrerend deel van de waarde van de onderliggende transacties waarmee zij eventueel zijn verbonden. Ze worden uitsluitend verspreid als nettowaarde van activa en passiva.

Overige investeringen vormen een restcategorie die niet onder de andere rubrieken van de financiële rekening valt (directe investeringen, portefeuille-investeringen, financiële derivaten of reserves). Er zijn in principe vier soorten instrumenten: chartaal geld en deposito's (meestal het belangrijkste onderdeel), handelskredieten/voorschotten, leningen en overige activa en passiva.

Reserves zijn buitenlandse financiële activa die beschikbaar zijn voor en waarop toezicht wordt uitgeoefend door de monetaire autoriteiten; zij worden gebruikt voor de financiering en regulering van onevenwichtigheden op de betalingsbalans en voor andere doeleinden.

Context

De EU is een belangrijke speler in de wereldeconomie voor de internationale handel in goederen en diensten, alsmede voor buitenlandse investeringen. Betalingsbalansstatistieken geven een volledig beeld van alle externe transacties van de EU en de afzonderlijke lidstaten. Deze statistieken kunnen in feite worden gebruikt als hulpmiddel om de internationale positie van de verschillende delen van de economie van de EU te bestuderen, waarbij de voor- en nadelen ten opzichte van het buitenland duidelijk worden, en de impliciete macro-economische risico's voor de economie te kalibreren. De financiële en economische crisis heeft het belang van het ontwikkelen van dergelijke economische statistieken bevestigd: een betere beschikbaarheid van gegevens over de reële en de financiële economie van de wereld had beleidsmakers en analisten kunnen helpen toen de crisis uitbrak; bijvoorbeeld indien internationaal vergelijkbare informatie over financiële transacties en de blootstelling in bepaalde activa en passiva eerder beschikbaar was geweest.

Naar aanleiding van de financiële en economische crisis heeft de Europese Commissie op dit gebied nieuwe beleidsvoorstellen gedaan, die zijn gericht op de vaststelling van wetgeving ter stimulering van het economisch herstel (zoals het Voorstel voor een verordening betreffende het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (COM(2015) 10)) en om regelmatige initiatieven te lanceren om de macro-economische risico's in de EU-lidstaten te kalibreren (zoals De procedure voor macro-economische onevenwichtigheden. Verdere details over de initiatieven van de Europese Commissie zijn beschikbaar op de website van het directoraat-generaal van de Europese Commissie voor Economische en Financiële Zaken, waar meer gedetailleerde informatie over verschillende de recente prioriteiten kan worden gevonden, in het bijzonder een investeringsplan voor Europa en het Europees semester.

Zie ook

Meer informatie van Eurostat

Publicaties

Databank

Balance of payments - international transactions (BPM6) (bop_6)

Methodologie / Metadata

Brongegevens voor tabellen en figuren (MS Excel)

Externe links