Statistics Explained

Archive:Statistieken over de informatiemaatschappij - huishoudens en personen

This article is outdated and has been archived on 01/09/2017 - for recent information on this topic see the article Digital economy and society statistics - households and individuals .

Gegevens geëxtraheerd in juni 2015. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, hoofdtabellen en databank. Geplande update van het artikel: juni 2017.
Figuur 1: Internettoegang en breedbandinternetverbindingen van huishoudens, EU-28, 2007–14
(% van alle huishoudens)
Bron: Eurostat (isoc_pibi_hiac) en (isoc_pibi_hba)
Figuur 2: Internettoegang van huishoudens, 2009 en 2014
(% van alle huishoudens)
Bron: Eurostat (isoc_ci_in_h)
Figuur 3: Toegang tot internet in huishoudens naar inkomenskwartiel, 2014 (1)
(% van alle huishoudens)
Bron: Eurostat (isoc_bde15b_h)
Figuur 4: Frequentie van internetgebruik, 2014
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ci_ifp_iu) en (isoc_ci_ifp_fu)
Figuur 5: Personen die internet gebruikten als zij niet thuis of op het werk waren, 2012 en 2014 (1)
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_cimobi_dev)
Figuur 6: Personen die internet gebruiken voor deelname aan sociale netwerken, 2014
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_bde15cua)
Figuur 7: Gebruik van opslagruimte op internet voor het opslaan en delen van bestanden, 2014 (1)
(% van personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_cicci_use)
Figuur 8: Personen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête via internet goederen of diensten voor particulier gebruik hebben besteld, 2012 en 2014
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ec_ibuy)

Dit artikel bevat recente statistische gegevens over diverse aspecten van de informatiemaatschappij in de Europese Unie (EU) en richt zich op de beschikbaarheid van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en het gebruik ervan door personen en in huishoudens. De ontwikkeling van de informatiemaatschappij wordt als cruciaal beschouwd om aan de behoeften van de samenleving en de economie van de EU tegemoet te kunnen komen.

Informatie- en communicatietechnologie (ICT) is op vele manieren van invloed op het dagelijks leven, zowel op het werk als thuis, bijvoorbeeld bij het online communiceren of aankopen doen. De EU-beleidsgebieden variëren van de regulering van complete sectoren zoals de elektronische handel tot maatregelen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Belangrijkste statistische resultaten

Internettoegang

ICT is breed beschikbaar geworden voor het publiek, zowel wat de toegankelijkheid als wat de kosten betreft. In 2007 is een belangrijke grens overschreden toen een meerderheid (55 %) van de huishoudens in de EU-28 internettoegang had. Dit aandeel bleef stijgen en bereikte in 2014 een waarde van 81 %, hetgeen een toename met nog eens 2 procentpunten ten opzichte van 2013 was.

Ruim beschikbare en betaalbare toegang tot breedband is een van de middelen om een op kennis gebaseerde en goed geïnformeerde samenleving te bevorderen. In alle EU-lidstaten was breedband veruit de gebruikelijkste vorm van internettoegang; in 2014 werd breedband gebruikt door 78 % van de huishoudens in de EU-28, een stijging met 36 procentpunten sinds 2007 — zie figuur 1.

Het hoogste percentage (96 %) van de huishoudens met internettoegang in 2014 werd gemeten in Luxemburg en Nederland (zie figuur 2), maar ook in Denemarken, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hadden ten minste negen van de tien huishoudens in 2014 toegang tot internet. Het laagste percentage internettoegang van de EU-lidstaten werd geregistreerd in Bulgarije (57 %). Er was in Bulgarije echter sprake van een snelle toename van het aantal huishoudens met internettoegang: tussen 2009 en 2014 steeg het aantal huishoudens met internettoegang met 27 procentpunten, een stijging die in de EU-lidstaten alleen in Griekenland werd overschreden (28 procentpunten); de toename in Turkije was iets groter, met 30 procentpunten. Ook Tsjechië, Roemenië, Estland, Spanje, Hongarije en Italië registreerden in dezelfde periode stijgingen van 20 procentpunten of meer. Zoals verwacht waren de stijgingen relatief klein in verschillende lidstaten die het verzadigingspunt naderden, zoals in Zweden en Nederland, hoewel Litouwen de op een na laagste stijging (6 procentpunten) meldde, ondanks het feit dat het een relatief laag aandeel van internettoegang (66 % in 2014) had.

Figuur 3 laat zien dat het inkomensniveau invloed kan hebben op de mate van toegang van huishoudens tot internet. Voor de EU-28 varieerde het aandeel huishoudens met internettoegang in 2014 tussen 60 % bij huishoudens in het eerste inkomenskwartiel (de 25 % van de huishoudens met het laagste inkomen), met stijgingen in de tweede en derde inkomenskwartielen, en 97 % bij huishoudens in het vierde inkomenskwartiel (de 25 % van de huishoudens met het hoogste inkomen). Elke EU-lidstaat vertoonde hetzelfde basispatroon, met het laagste aandeel van internettoegang geregistreerd voor het eerste inkomenskwartiel en stijgingen in elk kwartiel naar een piek voor het vierde inkomenskwartiel. Zoals te verwachten meldden de lidstaten waar de toegang tot internet hoog lag, zoals Nederland en Luxemburg, relatief weinig verschil in internettoegang tussen de inkomenskwartielen. Daarentegen werden in het algemeen grotere verschillen opgetekend bij de lidstaten met een lager totaal niveau van internettoegang, met name in de zuidelijke en oostelijke EU-lidstaten en de Baltische lidstaten.

Onder de huishoudens in het vierde inkomenskwartiel was het verschil tussen de EU-lidstaten met betrekking tot het aandeel huishoudens met internettoegang relatief klein, variërend van 93 % in Bulgarije tot 100 % in Luxemburg, met alleen Italië (90 %; gegevens van 2013) en Roemenië (85 %) onder dit bereik. Onder de huishoudens in het eerste inkomenskwartiel was het verschil tussen de lidstaten met betrekking tot het aandeel huishoudens met internettoegang veel groter, variërend van 29 % in Roemenië en Litouwen tot 89 % in Luxemburg en Nederland, met Bulgarije (15 %) onder dit bereik.

Internetgebruik

Begin 2014 maakte iets meer dan driekwart (78 %) van alle personen in de EU-28 in de leeftijd van 16-74 jaar gebruik van internet (ten minste eenmaal in de drie maanden voorafgaand aan de enquête). Minstens negen van de tien personen in Denemarken, Luxemburg, Nederland, Zweden, Finland en het Verenigd Koninkrijk gebruikten internet. Daarentegen gebruikte minder dan twee derde van alle personen in de leeftijd van 16-74 jaar internet in Portugal, Griekenland, Italië, Bulgarije en Roemenië.

Het aandeel van de bevolking van de EU-28 dat nooit internet had gebruikt in 2014 was 18 %, een daling van 2 procentpunten ten opzichte van het jaar daarvoor en gedaald van 30 % in 2009. De digitale agenda heeft als doel gesteld dat in 2015 niet meer dan 15 % van de bevolking van de EU-28 nog nooit internet heeft gebruikt.

In 2014 maakte bijna twee derde (65 %) van de personen dagelijks gebruik van internet — zie figuur 4 — en gebruikte nog eens 10 % van de personen internet minstens eenmaal per week (maar niet dagelijks). Als zodanig was 75 % van de personen een regelmatige gebruiker (ten minste wekelijks) van internet, een gebruiksniveau dat — een jaar eerder dan gepland — voldoet aan de doelstelling van de digitale agenda van 75 % (die was vastgesteld voor 2015). Het aandeel van dagelijkse internetgebruikers in de Europese Unie varieerde van 60 % in Roemenië en 76 % in Tsjechië en Polen tot 90 % in Nederland, Luxemburg (92 %) en Italië (94 %). Noorwegen (93 %) en IJsland (95 %) meldden ook een hoog percentage van dagelijkse internetgebruikers onder alle internetgebruikers.

Figuur 5 toont het gebruik van internet onderweg, met andere woorden niet thuis of op het werk, en het gebruik van internet op een draagbare computer of handcomputer via mobiele of draadloze verbindingen. Er wordt een vergelijking gemaakt van de gegevens voor 2012, toen 36 % van de personen in de leeftijd van 16-74 jaar in de EU-28 een mobiel apparaat gebruikte voor internettoegang, met de gegevens voor 2014, toen dit aandeel was gestegen tot 51 %. De meest voorkomende mobiele apparaten voor internetverbindingen waren mobiele telefoons of smartphones, laptops, notebooks, netbooks of tabletcomputers. Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk registreerden in 2014 het hoogste percentage van mobiel internetgebruik, met ongeveer driekwart van de personen in de leeftijd van 16-74 jaar die internet onderweg gebruikte. Daarentegen gebruikte ongeveer een kwart van de mensen in Bulgarije, Roemenië en Italië internet als zij niet thuis of op het werk waren.

Eén van de meest voorkomende onlineactiviteiten in de EU-28 in 2014 was deelname aan sociale netwerken. Bijna de helft (46 %) van de personen in de leeftijd van 16-74 jaar gebruikte internet voor sociale netwerken, zoals Facebook of Twitter.

Ten minste zes van de tien personen in Denemarken, Zweden, Hongarije, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk gebruikten online sociale netwerken, zoals ook het geval was in IJsland en Noorwegen; het aandeel in Nederland (59 %) lag net onder dit niveau. Aan de andere kant van de schaal waren er vier EU-lidstaten waar minder dan vier op de tien personen dergelijke sites gebruikten, te weten Frankrijk, Polen, Italië en Roemenië; dit was ook het geval in Turkije.

Gebruik van cloudcomputing voor het opslaan en delen van bestanden

Diensten op basis van cloudcomputing-technologie stellen gebruikers in staat bestanden op te slaan of software op een server via internet te gebruiken. Clouddiensten zijn een relatief nieuw fenomeen vergeleken met webtoepassingen voor sociale netwerken, het luisteren naar muziek of het bekijken van films. Een van de belangrijkste uitdagingen bij het meten van het gebruik van clouddiensten is een duidelijk onderscheid te maken tussen deze en andere onlinediensten. Figuur 7 toont twee indicatoren met betrekking tot het gebruik van clouddiensten door particulieren voor het opslaan en delen van bestanden. In 2014 sloeg een op de vijf (21 %) personen in de leeftijd van 16-74 jaar in de EU-28 bestanden op in een opslagruimte op internet, met andere woorden met behulp van clouddiensten. Meer dan een derde van de personen in Nederland, Zweden, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken gebruikte opslagruimte op internet om bestanden op te slaan, terwijl deze diensten in Litouwen, Polen en Roemenië door minder dan één op de tien personen voor dit doel werden gebruikt.

Vergeleken met andere vormen van elektronisch delen van bestanden werd opslagruimte op internet minder vaak voor dit doel gebruikt, zoals meer gedetailleerde resultaten laten zien (zie het artikel over internet en clouddiensten). Terwijl 15 % van de bevolking van de EU-28 in 2014 opslagruimte op internet gebruikte voor het delen van bestanden, gebruikte een groter percentage e-mail-toepassingen (44 %), geheugensticks, dvd's of bluetooth (30 % ) of persoonlijke websites en online sociale netwerken (28 %). De meeste cloudgebruikers waardeerden het gemak van de toegang tot bestanden vanaf verschillende apparaten of locaties. Een aanzienlijk deel van de bevolking was echter nog niet op de hoogte van het bestaan van clouddiensten ondanks het feit dat ze internetgebruikers waren. Voor de internetgebruikers die wel op de hoogte waren, was bezorgdheid over veiligheid en privacy een reden om dergelijke diensten niet te gebruiken.

Bestellen van goederen en diensten

Het percentage van personen in de leeftijd van 16-74 jaar in de EU-28 dat in 2014 via internet goederen of diensten voor privégebruik bestelde, is gestegen tot 50 %, een stijging van 6 procentpunten ten opzichte van 2012 (zie figuur 8). Als zodanig werd de doelstelling van de digitale agenda om tegen 2015 50 % van de bevolking online te laten kopen een jaar eerder bereikt. Meer dan twee op de drie personen in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Luxemburg, Nederland, Duitsland en Finland bestelden goederen of diensten via internet; in Italië en Bulgarije daarentegen bedroeg dit aandeel niet meer dan een op de vijf personen, en in Roemenië ongeveer een op de tien personen. Uitgedrukt in procentpunten werd de grootste stijging tussen 2012 en 2014 waargenomen in Estland, met een stijging van 26 procentpunten van 23 % in 2012 naar 49 % in 2014. De daaropvolgende grootste stijging in de EU-lidstaten was in Tsjechië (11 procentpunten); in IJsland werd een stijging van 12 procentpunten waargenomen.

Gegevensbronnen en -beschikbaarheid

De snelle technologische veranderingen op gebieden die verband houden met internet en andere nieuwe ICT-toepassingen van maken het lastig om statistieken op te stellen. De ontwikkelingen op dit gebied zijn snel gegaan, waarbij de statistische instrumenten zijn aangepast om beter aan de nieuwe gegevensbehoeften te kunnen voldoen. De statistieken op dit terrein worden dan ook jaarlijks opnieuw beoordeeld zodat zij voldoen aan de behoeften van de gebruikers en inspelen op het snelle tempo van de technologische veranderingen.

Deze aanpak is terug te vinden in de enquête betreffende het ICT-gebruik door huishoudens en personen van Eurostat. Deze jaarlijkse enquête wordt gebruikt voor de benchmarking van ICT-gestuurde ontwikkelingen, zowel door ontwikkelingen voor kernvariabelen in de tijd te volgen als door andere aspecten op een specifiek tijdstip nader uit te werken. De enquête was aanvankelijk vooral gericht op toegangs- en verbindingskwesties, maar werd later uitgebreid tot andere onderwerpen (bijvoorbeeld e-overheid en e-commerce) en uitsplitsing naar sociaaleconomische doelstelling (zoals regionale diversiteit, geslacht, verschillen in leeftijd, opleiding en werkgelegenheidssituatie). De reikwijdte van de enquêtes met betrekking tot de diverse technologieën is ook aangepast en omvat nu ook nieuwe productgroepen en middelen om communicatietechnologieën te leveren aan eindgebruikers.

Toepassingsgebied en definities

De enquête onder de huishoudens bestrijkt huishoudens met ten minste één lid in de leeftijdsgroep van 16 tot en met 74 jaar. Internettoegang van huishoudens betreft het percentage huishoudens met een internetaansluiting, zodat iedereen in het huishouden desgewenst thuis gebruik kon maken van internet, al was het alleen maar om een e-mail te sturen.

Internetgebruikers worden gedefinieerd als alle personen in de leeftijd van 16 tot en met 74 jaar die in de periode van drie maanden voorafgaand aan de enquête gebruik hadden gemaakt van internet. Regelmatige internetgebruikers zijn personen die in de drie maanden voorafgaand aan de enquête gemiddeld minstens eenmaal per week internet hadden gebruikt.

De referentieperiode voor deze enquête was het eerste kwartaal van 2014; in de meeste landen was de enquêteperiode het tweede kwartaal. In de enquête van 2014 was een speciale module over cloudcomputing, en in de enquête van 2012 was een module over mobiel internetgebruik opgenomen.

De meest gebruikte vaste technologieën voor internettoegang zijn breedband en een inbelverbinding via een normale of een ISDN-telefoonlijn. Breedband omvat Digital Subscriber Lines (DSL) en maakt gebruik van technologie die met hoge snelheden data vervoert. Breedbandlijnen worden gedefinieerd als lijnen met een hogere capaciteit dan ISDN, dus gelijk aan of hoger dan 144 kbit/s. Populaire apparaten waarmee thuis internettoegang wordt verkregen, zijn desktopcomputers en draagbare computers.

Mobiel internetgebruik wordt gedefinieerd als het gebruik van internet wanneer men niet thuis of op het werk is, door middel van draagbare computers of handcomputers via mobiele telefoonnetwerken of draadloze verbindingen.

Cloudcomputingdiensten bieden opslagruimte op internet voor bestanden, met of zonder bijkomende mogelijkheden voor het delen of bewerken van geüploade bestanden. De enquête over het ICT-gebruik in huishoudens en door particulieren was gericht op het gebruik van clouddiensten voor privédoeleinden.

Het begrip „individuele bestellingen van goederen en diensten” heeft betrekking op de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête en omvat bevestigde reserveringen van accommodatie of reizen, de aankoop van financiële investeringen, telecommunicatiediensten, computerspelletjes of software, alsmede rechtstreeks betaalde informatiediensten op internet. Goederen en diensten die gratis via internet worden verkregen, vallen hier niet onder. Bestellingen in de vorm van handmatig getypte e-mails, SMS of MMS zijn eveneens uitgezonderd.

Context

Breedbandtechnologieën worden als belangrijk gezien bij het meten van de toegang tot en het gebruik van internet, omdat zij gebruikers de mogelijkheid bieden snel grote hoeveelheden data over te dragen en de toegangslijnen open te houden. De acceptatie van breedband wordt beschouwd als een belangrijke indicator op het gebied van ICT-beleidsvorming. Brede toegang tot internet via breedband wordt van essentieel belang geacht voor de ontwikkeling van geavanceerde internetdiensten, zoals e-business, e-overheid of e-leren. Digitale abonneelijnen (DSL) zijn nog steeds de belangrijkste vorm van levering van breedbandtechnologie, hoewel alternatieven, zoals het gebruik van kabel, satelliet, glasvezel en draadloze aansluitnetten, steeds vaker worden gebruikt.

In mei 2010 heeft de Europese Commissie een mededeling betreffende een digitale agenda voor Europa (COM(2010) 245 definitief) goedgekeurd: een strategie voor een bloeiende digitale economie tegen 2020. De digitale agenda is een van de zeven vlaggenschipinitiatieven in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Hierin worden beleid en acties uiteengezet om de voordelen van het digitale tijdperk in alle geledingen van de maatschappij en de economie te maximaliseren. De agenda is toegespitst op zeven prioritaire actiegebieden: verwezenlijking van een digitale interne markt, vergroting van de interoperabiliteit, versterking van het vertrouwen in en de beveiliging van internet, opvoering van de snelheid van internettoegang, aanmoediging van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, verbetering van digitale geletterdheid vaardigheden en inclusie, en het gebruik van ICT om maatschappelijke problemen als klimaatverandering en vergrijzing aan te pakken.

In 2012 heeft de Europese Commissie een mededeling getiteld „Het aanboren van het potentieel van cloudcomputing in Europa” (COM (2012) 529) goedgekeurd. Het belang van breder EU-beleid ligt in het mogelijk maken en faciliteren van de snellere adoptie van cloudcomputing in alle sectoren van de economie. Cloudcomputing is een strategische digitale technologie die wordt beschouwd als een belangrijke factor voor productiviteit en een betere dienstverlening.

In mei 2015 heeft de Europese Commissie een Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa (COM(2015) 192) aangenomen, één van haar topprioriteiten. Deze strategie heeft betrekking op drie gebieden:

  • bevorderen van betere toegang tot onlinegoederen en -diensten in heel Europa;
  • scheppen van optimale randvoorwaarden die bevorderlijk zijn voor digitale netwerken en diensten;
  • maximaal groeipotentieel voor de Europese economie en industrie volledig door middel van de digitale economie.

Zie ook

Meer informatie van Eurostat

Publicaties

Hoofdtabellen

Beleidsindicatoren (t_isoc_pi)
Computers en internet in huishoudens en ondernemingen (t_isoc_ci)
Elektronische handel door particulieren en ondernemingen (t_isoc_ec)
e-Vaardigheden van personen en ICT-vaardigheid in ondernemingen (t_isoc_sk)
Regionale statistieken over de informatiemaatschappij (t_isoc_reg)

Databank

Beleidsindicatoren (isoc_pi)
Computers en internet in huishoudens en ondernemingen (isoc_ci)
Elektronische handel door particulieren en ondernemingen (isoc_ec)
e-Vaardigheden van personen en ICT-vaardigheid in ondernemingen (isoc_sk)
Regionale statistieken over de informatiemaatschappij (isoc_reg)

Speciale sectie

Methodologie / Metadata

Brongegevens voor de tabellen en figuren (MS Excel)

Externe links