Statistics Explained

Archive:Landbouwbedrijven en -grond in de Europese Unie – statistieken


Gegevens geëxtraheerd in november 2018.

Geplande herziening van het artikel: juni 2023.


This Statistics Explained article has been archived on 23 July 2021. >

Highlights

In 2016 waren er 10,5 miljoen landbouwbedrijven in de EU, waarvan twee derde een omvang van minder dan 5 ha had.
EU-landbouwbedrijven gebruikten in 2016 173 miljoen hectare land voor landbouwproductie; dit is 39 % van de totale oppervlakte van de EU.
Het aantal landbouwbedrijven in de EU neemt sterk af, maar de hoeveelheid land dat wordt gebruikt voor productie, is stabiel gebleven.
Verdeling van landbouwbedrijven en oppervlakte cultuurgrond in de EU naar omvang van het landbouwbedrijf, 2016
(%)
Bron: Eurostat (ef_m_farmleg)

Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen uit de Eurostat-publicatie Agriculture, forestry and fishery statistics — uitgave 2018 (in het Engels). De EU kent talrijke en uiteenlopende landbouwbedrijven, die verschillen in omvang, in gewassen die worden verbouwd of dieren die worden gehouden en in bedrijfsvoering. Ze liggen verspreid over gebieden met uiteenlopende geologische, topografische en klimaatomstandigheden.

Full article

Landbouwbedrijven in 2016

In 2016 waren er 10,5 miljoen landbouwbedrijven in de EU

Een derde (32,7 %) van de landbouwbedrijven in de EU bevond zich in Roemenië; dit was veel meer dan in de andere lidstaten; dit komt ongeveer overeen met alle landbouwbedrijven in Polen (13,5 % van het totaal in de EU-28), Italië (10,9 %) en Spanje (9,0 ), de drie lidstaten die daarna het hoogste aantal landbouwbedrijven hebben, bij elkaar.

Verreweg de meeste landbouwbedrijven in de EU zijn familiebedrijven

De overgrote meerderheid (96,0 %) van de bedrijven in de EU valt in de categorie familiebedrijven[1]. Op meer dan negen op de tien bedrijven (93,0 %) in de EU waren in 2016 zelfs uitsluitend de landbouwer en zijn/haar gezinsleden werkzaam. Familiebedrijven waren in alle lidstaten het meest voorkomende type landbouwbedrijf. Frankrijk kende echter een relatief grote minderheid van niet-familiebedrijven (27,3 % van de bijna 0,5 miljoen bedrijven). Hetzelfde gold voor Estland (21,0 %).

Voornamelijk kleine landbouwbedrijven in de EU

In 2016 had twee derde van de landbouwbedrijven in de EU een omvang van minder dan 5 ha (zie figuur 1). Deze kleine landbouwbedrijven kunnen een belangrijke rol spelen bij het verminderen van het risico op armoede op het platteland door extra inkomen en voedsel te genereren. Aan de andere kant van de productieschaal had 6,9 % van de landbouwbedrijven in de EU een omvang van 50 ha of meer. Deze landbouwbedrijven besloegen twee derde (68,2 %) van de oppervlakte cultuurgrond (OCG) van de EU. Hoewel de gemiddelde omvang van een landbouwbedrijf in de EU in 2016 16,6 ha was, was dus slechts 15 % van de landbouwbedrijven zo groot of groter.

Figuur 1: Verdeling van landbouwbedrijven en oppervlakte cultuurgrond (OCG) in de EU naar omvang van het bedrijf, 2016
(%)
Bron: Eurostat (ef_m_farmleg)

Dit verdelingspatroon was bijzonder duidelijk in Roemenië, de lidstaat met het grootste aantal landbouwbedrijven: negen op de tien landbouwbedrijven (91,8 % of 3,1 miljoen landbouwbedrijven) waren kleiner dan 5 ha, maar de 0,5 % landbouwbedrijven van 50 ha of meer besloeg de helft (51,1 %) van alle OCG in het land. Kleine landbouwbedrijven van minder dan 5 ha hadden ook een groot aandeel in Malta (96,5 % van het totaal), Cyprus (89,6 %), Bulgarije (82,6 %), Hongarije (81,4 %), Griekenland (77,3 %), Portugal (71,5 %) en Kroatië (69,5 %), alsook in bepaalde regio’s van andere landen, zoals de zuidelijke delen van Polen en kustgebieden van Spanje en Italië. Het aantal kleine landbouwbedrijven in bepaalde lidstaten en regio’s hangt samen met gewasspecialisatie (zoals kleine olijf- en wijngaarden), versnipperd landeigendom en geologische en topografische belemmeringen.

Grote landbouwbedrijven (van 50 hectare of meer) kwamen veel meer voor in Luxemburg (51,8 % van de bedrijven), Frankrijk (41,3 %), het Verenigd Koninkrijk (38,6 %) en Denemarken (35,3 %). In de meeste lidstaten werd het grootste deel van de OCG beslagen door de grootste landbouwbedrijven (met een omvang van 50 ha of meer).

Landbouwbedrijven in de EU kunnen naar hun omvang worden ingedeeld in drie verschillende groepen

In grote lijnen zijn er drie verschillende groepen landbouwbedrijven in de EU: i) semi-zelfvoorzieningsbedrijven, waar de nadruk ligt op het verbouwen van een groot aandeel voedsel om in het levensonderhoud van de landbouwers en hun families te voorzien; ii) kleine en middelgrote landbouwbedrijven, meestal familiebedrijven; en iii) grote landbouwbedrijven, die vaker een rechtspersoonlijkheid hebben of deel uitmaken van een coöperatie.

Het onderscheid wordt duidelijker gemaakt door de landbouwbedrijven te analyseren in termen van economische omvang. Van de 10,5 miljoen landbouwbedrijven in de EU hebben er 4,0 miljoen een standaardopbrengst van minder dan 2 000 EUR per jaar. Deze landbouwbedrijven zijn verantwoordelijk voor slechts 1 % van de totale economische landbouwopbrengst van de EU. Deze zeer kleine landbouwbedrijven bevinden zich aan de (semi-)zelfvoorzienende kant van de schaal; ongeveer drie kwart van deze landbouwbedrijven in de EU heeft meer dan de helft van hun productie zelf geconsumeerd.

Nog eens 3,0 miljoen landbouwbedrijven hadden een economische opbrengst tussen de 2 000 EUR en 8 000 EUR per jaar. Samen maakten deze zeer kleine en kleine bedrijven in 2016 twee derde (67,6 %) van alle landbouwbedrijven in de EU uit.

Daarentegen hebben 304 000 landbouwbedrijven (2,9 % van het totaal in de EU) in 2016 elk een jaarlijkse standaardopbrengst van ten minste 250 000 EUR geproduceerd. Deze bedrijven waren verantwoordelijk voor het merendeel (55,6 %) van de totale economische landbouwopbrengst van de EU; ze kunnen worden gekenmerkt als grote landbouwbedrijven. Twee op de vijf van deze grote landbouwbedrijven hadden de vorm van een rechtspersoon of een holding.

In 2016 was het merendeel (55,1 %) van de standaardopbrengst van de landbouw in de EU afkomstig van bedrijven in Frankrijk (16,8 %), Italië (14,2 %), Duitsland (13,5 %) en Spanje (10,5 %). Hoewel ongeveer een derde van de landbouwbedrijven in de EU in Roemenië stond, was dit land goed voor slechts 3,3 % van de standaardopbrengst van de EU (zie figuur 2).

Figuur 2: Landbouwbedrijven en standaardopbrengst, 2016
(aandeel van EU-totaal, %)
Bron: Eurostat (ef_m_farmleg)

Landbouwbedrijven in de EU blijven divers wat de soorten gewassen of dieren betreft

De diversiteit van de soorten landbouwbedrijven kan worden beschreven aan de hand van de verbouwde gewassen of de gefokte dieren, op basis van het al dan niet bestaan van één dominante activiteit. Een landbouwbedrijf wordt beschouwd als gespecialiseerd wanneer één activiteit verantwoordelijk is voor ten minste twee derde van de productie of de bedrijfsomvang van het landbouwbedrijf. Andere bedrijven hebben een mix van activiteiten, waarvan er geen enkele dominant is.

Sommige landbouwbedrijven zijn gespecialiseerd in de productie van gewassen – met veldgewassen of permanente gewassen (zoals appels, druiven en olijven) als dominante activiteit – of in tuinbouwactiviteiten. Andere zijn gespecialiseerd in de productie van dieren en dierlijke producten, met graasvee of hokdieren (zoals varkens en pluimvee) als dominante activiteit. Weer andere landbouwbedrijven hebben verschillende soorten gewassen, verschillende soorten vee of een combinatie van gewassen en vee.

Ongeveer de helft (52,5 %) van alle landbouwbedrijven kon in 2016 worden ingedeeld als in gewassen gespecialiseerde landbouwbedrijven; iets minder dan een derde (31,6 %) van alle landbouwbedrijven was gespecialiseerd in veldgewassen, ongeveer een vijfde (18,9 %) in permanente gewassen, en de overige (1,8 %) waren gespecialiseerde tuinbouwbedrijven. In deze indeling kwamen algemene akkerbouwbedrijven gespecialiseerd in wortelgewassen (zoals aardappelen en suikerbiet), groenteteelt en veldgewassen het meest voor (goed voor 16,4 % van alle landbouwbedrijven in de EU – zie figuur 3). Kort daarna volgden landbouwbedrijven gespecialiseerd in granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen (15,2 % van alle landbouwbedrijven in de EU).

Een kwart (25,1 %) van de landbouwbedrijven in de EU bestond uit gespecialiseerde veehouderijen, met als voornaamste soorten schapen-, geiten- en andere graasveehouderijen (6,2 %) en gespecialiseerde melkveehouderijen (5,4 %). De rest (21,2 %) bestond voornamelijk uit gemengde bedrijven, en een klein percentage kon niet worden ingedeeld.

Figuur 3: Landbouwbedrijven per type specialisatie, EU-28, 2016
(aandeel van alle landbouwbedrijven in de EU, %)
Bron: Eurostat (ef_m_farmleg)

In veel mediterrane landen (Spanje, Italië, Griekenland, Cyprus) en in Finland waren gespecialiseerde akkerbouwbedrijven het dominante type landbouwbedrijf (met meer dan 60 % van alle bedrijven), terwijl in delen van Noordwest-Europa (Benelux, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Noorwegen) gespecialiseerde veehouderijen dominant waren (met meer dan 50 % van alle landbouwbedrijven). In Portugal, Roemenië, Bulgarije, Litouwen en Kroatië bestond meer dan 30 % van de landbouwbedrijven uit gemengde bedrijven[2].

Landbouwgrond in 2016

Landbouwbedrijven besloegen in 2016 173 miljoen hectare (ha) grond voor landbouwproductie

Bijna drie kwart (71,5 %) van de oppervlakte cultuurgrond in de EU was verdeeld over slechts zeven lidstaten; Frankrijk gebruikte in 2016 27,8 miljoen ha voor landbouw, Spanje 23,2 miljoen ha, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland allebei 16,7 miljoen ha, Polen 14,4 miljoen ha, Italië 12,6 miljoen ha en Roemenië 12,5 miljoen ha.

Iets minder dan de helft (47,1 %) van de totale oppervlakte van de EU werd in 2016 door landbouwbedrijven gebruikt

Landbouwbedrijven in de EU gebruikten twee vijfde (38,8 %) van de totale oppervlakte van de EU als OCG en als bosoppervlakte (6,2 %) en overige niet voor landbouw gebruikte landbouwgrond 2,1 %). In sommige lidstaten domineerde landbouw het landschap; in Ierland (70,0 %) en het Verenigd Koninkrijk (65,7 %) werd ongeveer twee derde van de oppervlakte gebruikt als landbouwgrond, en ook in Denemarken was dit percentage bijzonder hoog (60,9 %). Dit was heel anders in Finland (6,5 %) en Zweden (6,9 %), waar het landschap gedomineerd werd door bos. Deze twee Scandinavische landen waren de enige EU-lidstaten waar een groter gedeelte van de oppervlakte uit bebost gebied bestond dan uit voor landbouw gebruikt gebied.

Figuur 4: Bij landbouwbedrijven behorende grond per soort, 2016
(percentage van de totale oppervlakte)
Bron: Eurostat (ef_lus_main) en (reg_area3)

De ontwikkeling van landbouwbedrijven en landbouwgrond tussen 2005 en 2016

Het aantal landbouwbedrijven in de EU daalt sterk

De EU kent al lange tijd een terugloop in het aantal landbouwbedrijven. Men moet echter voorzichtig zijn met het bepalen hoeveel landbouwbedrijven er zijn verdwenen, omdat in sommige landen de groottedrempel voor de categorie bedrijf is opgehoogd waardoor er minder bedrijven onder vallen. Analyses van het aantal en de soorten landbouwbedrijven en de kenmerken van de arbeidskrachten over een langere periode moeten daarom als indicatie worden beschouwd, niet als exacte gegevens[3].

Met dit voorbehoud in het achterhoofd is het aantal landbouwbedrijven in de EU in de relatief korte periode tussen 2005 en 2016 met ongeveer een kwart gedaald. Dat betekent een verlies van maximaal 4,2 miljoen landbouwbedrijven in de lidstaten, voornamelijk kleine landbouwbedrijven van minder dan 5 ha (85 %). In deze periode zijn de grootste dalingen in het aantal landbouwbedrijven geregistreerd in Polen (indicatief verlies van 1,1 miljoen landbouwbedrijven of 43 %), Roemenië (0,8 miljoen landbouwbedrijven of 20 %) en Italië (0,6 miljoen landbouwbedrijven of 34 %). Alle lidstaten, met de opmerkelijke uitzondering van Ierland, hebben een daling van het aantal landbouwbedrijven geregistreerd. Relatief gezien was de daling met ongeveer twee derde het sterkst in Slowakije en Bulgarije.

De hoeveelheid voor landbouwproductie gebruikte grond in de EU is stabiel gebleven

De hoeveelheid voor landbouwproductie gebruikte grond is tussen 2005 en 2016, ondanks de sterke daling van het aantal bedrijven, nagenoeg onveranderd gebleven (+ 0,2 %). Op EU-niveau weerspiegelde deze consolidatie van landbouwgrond de toename van het aantal van de grootste bedrijven en van het land dat deze voor landbouw gebruiken (zie figuur 5).

Figuur 5: Verandering van het aantal landbouwbedrijven en de oppervlakte cultuurgrond per omvangscategorie, EU-28, 2005 2016
(%)
Bron: Eurostat (ef_m_farmleg)

In de verschillende lidstaten heeft deze aanpassing plaatsgevonden in verschillende omvangscategorieën. Met name in Frankrijk, Duitsland, Finland en het Verenigd Koninkrijk is het aantal bedrijven en de oppervlakte cultuurgrond uitsluitend toegenomen in de categorie van de grootste landbouwbedrijven (100 ha of meer); in alle andere categorieën was sprake van een daling. In veel andere lidstaten heeft de aanpassing plaatsgevonden in de kleinere categorieën; in de periode tussen 2005 en 2016 zijn het aantal landbouwbedrijven en de oppervlakte cultuurgrond in Italië en Roemenië bijvoorbeeld toegenomen bij landbouwbedrijven groter dan 20 ha, en in Hongarije en Bulgarije bij landbouwbedrijven groter dan 10 ha.

Hoewel het er relatief weinig zijn, is het aantal landbouwbedrijven in de EU met een rechtsvorm tot en met 2016 met ongeveer 40 000 gestegen. Deze toename van het aantal landbouwbedrijven met rechtspersoonlijkheid was te zien in iedere omvangscategorie; de toename was het sterkst bij landbouwbedrijven van 100 ha of meer.

Brongegevens voor tabellen en grafieken


Gegevensbronnen

Bijna alle statistieken over landbouwbedrijven en landbouwers zijn afkomstig uit de landbouwstructuurenquête voor 2016. De landbouwstructuurenquête (LSE) biedt een breed scala aan informatie over landbouwbedrijven, met inbegrip van gedetailleerde gegevens over de kenmerken van de arbeidskrachten op landbouwbedrijven. De LSE wordt uitgevoerd in de vorm van een tienjaarlijkse landbouwtelling en een drie- of vierjaarlijkse steekproefenquête.

Context

Landbouw is een activiteit die draait om het verbouwen van gewassen en het houden van vee. Doel is de belangrijkste ingrediënten te leveren voor het voedsel dat wij eten en voor veel van wat wij drinken. Voor de productie van landbouwproducten en de levering van landbouwdiensten maken landbouwers gebruik van een reeks hulpbronnen. Deze hulpbronnen, of “productiefactoren”, kunnen in grote lijnen worden gecategoriseerd als grond, arbeid, kennis, kapitaal en ondernemerschap. Binnen de EU werkt de landbouwsector op basis van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Zoals de landbouw mee moet bewegen met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, zo moet het GLB een antwoord bieden op nieuwe uitdagingen. Het GLB is in de loop der jaren een aantal malen herzien, en op 1 juni 2018 heeft de Europese Commissie voorstellen voor verdere wijzigingen vanaf 2020 gepresenteerd. In de voorgestelde negen doelen van het toekomstige GLB wordt de centrale rol van landbouwbedrijven en landbouwers benadrukt bij de uitdagingen in verband met klimaatverandering, het creëren van vitale plattelandsgebieden, het behoud van rurale landschappen, zorg voor het milieu en bescherming van de kwaliteit van voedsel en gezondheid. Voor deze economische, milieu- en klimaatgerelateerde en sociaal-economische uitdagingen is het noodzakelijk dat landbouwers het hart van de Europese plattelandsgemeenschappen vormen. Dit verklaart mede waarom ook de ondersteuning van generatie-opvolging bij landbouwbedrijven en het aanmoedigen van een nieuwe generatie landbouwers een essentieel onderdeel vormen van het voorstel voor een nieuw GLB.

Direct access to

Other articles
Tables
Database
Dedicated section
Publications
Methodology
Visualisations




Farm structure (ef)

<legislation>


Belangrijkste wetgeving

  • Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw (landbouwstructuurenquête van 2010 tot en met 2016)
  • Verordening (EU) nr. 378/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1166/2008 wat betreft het financiële kader voor de periode 2014 2018
  • Verordening nr. 715/2014 van de Commissie van 26 juni 2014 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de lijst van kenmerken die worden verzameld bij de landbouwstructuurenquêtes van 2016

Uitvoeringswetgeving

Verwante en oudere wetgeving

  • Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap
  • Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie van 1 augustus 2014 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie van 3 februari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie

Voetnoten

  1. Een familiebedrijf is een landbouwbedrijf onder familiebeheer waar minimaal 50 % van de gewone landbouwwerkzaamheden door familieleden wordt verricht.
  2. Zie voor meer informatie het artikel uit Statistics Explained over specialisatie (in het Engels)
  3. Zie voor meer informatie het artikel uit Statistics Explained over de Landbouwstructuurenquête – bereik van de enquête