Statistics Explained

Huisvestingsstatistieken

This article has been archived, for updated data see Living conditions in Europe - housing.


Gegevens geëxtraheerd in mei 2020.

Geplande update van het artikel: oktober 2021.

Belangrijkste punten

In 2018 woonde de meerderheid van de bevolking in elke lidstaat van de EU 27 in een koopwoning, variërend van 51,4 % in Duitsland tot 96,4 % in Roemenië. Het gemiddelde in de EU 27 was 70,0 %.

In 2018 woonde 17,1 % van de bevolking van de EU 27 in een overbezette woning. Van alle lidstaten van de EU 27 was dit percentage in Roemenië het hoogst (46,3 %).

In de EU 27 had 4,3 % van de bevolking in 2018 te maken met ernstige woningnood.

Onder mensen die in 2018 in de lidstaten van de EU 27 tegen marktprijzen huurden, was in Griekenland het percentage dat te maken had met bovenmatige uitgaven voor huisvesting het hoogst: 83,1 % besteedde meer dan 40 % van hun inkomen aan huisvesting.

[[File:Housing statistics interactive_SILC2020-NL.XLSX]]

Aandeel bovenmatige uitgaven aan huisvesting: aandeel van de bevolking dat leeft in een huishouden dat 40 % of meer van het beschikbare inkomen aan huisvesting besteedt, 2018

Dit artikel geeft een overzicht van de recente statistieken over huisvesting in de landen van de Europese Unie (EU), het Verenigd Koninkrijk, drie van de EVA-landen en vier kandidaat-lidstaten, met de nadruk op woningtypen, de eigendomssituatie (koop- of huurwoning) en de kwaliteit en betaalbaarheid van huisvesting.

Behoorlijke huisvesting voor een betaalbare prijs in een veilige omgeving is een fundamentele behoefte en wordt door velen als een grondrecht gezien. Voor sommige Europese landen is het nog altijd een grote uitdaging om in deze behoefte te voorzien – en om op die manier armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.

Volledig artikel

Woningtype

In 2018 woonde 46,0 % van de personen in de EU 27 in een flat, bijna een vijfde (18,6 %) in een halfvrijstaand huis en meer dan een derde (34,7 %) in een vrijstaande woning (zie figuur 1).

Het percentage mensen dat in een flat woont, bedroeg in 2018 in de EU-lidstaten ten minste 60,0 %, in Letland (66,2 %), Spanje (64,9 %), Estland (61,5 %) en Griekenland (60,6 %), en net iets minder in Litouwen (59,5 %); in Zwitserland woonde een vergelijkbaar percentage van de bevolking in een flat (62,5 %). Het percentage mensen dat in een vrijstaand huis woont was onder de EU-lidstaten het hoogst in Kroatië (69,7 %), Slovenië (66,2 %), Roemenië (65,2 %) en Hongarije (64,6 %); Denemarken en Polen waren de enige andere lidstaten waar de meerderheid van de bevolking in een vrijstaand huis woonde. Ook Noord-Macedonië (74,6 %), Servië (63,6 %) en Noorwegen (57,5 %) rapporteerden een hoog percentage van de bevolking dat in een vrijstaand huis woont. Nederland (58,0 %), Ierland (52,1 %), Malta (41,5 %) en België (40,6 %) rapporteerden het hoogste percentage van de bevolking dat in een halfvrijstaand huis woont van de EU-lidstaten. Dit waren de enige lidstaten waarin meer dan twee vijfde van de bevolking in een halfvrijstaand huis woonde. In het Verenigd Koninkrijk was dit aandeel met 60,8 % nog hoger.

Figuur 1: Spreiding van de bevolking per woningtype, 2018
(%)
Bron: Eurostat (ilc_lvho01)

Eigendomssituatie

In 2018 woonde een kwart (24,9 %) van de bevolking van de EU 27 in een koopwoning met een hypotheek of lening, terwijl ruim twee op de vijf mensen (45,1 %) in een koopwoning zonder lening of hypotheek woonde (zie figuur 2). In totaal woonde zeven op de tien mensen (70,0 %) in de EU 27 in een koopwoning, terwijl ongeveer een vijfde (20,8 %) in een woning met een markthuurprijs en ongeveer een tiende (9,3 %) in een sociale huurwoning of gratis woning woonde.

Figuur 2: Spreiding van de bevolking naar eigendomssituatie, 2018
(%)
Bron: Eurostat (ilc_lvho02)

In 2018 woonde meer dan de helft van de bevolking in elke EU-lidstaat in een koopwoning, variërend van 51,4 % in Duitsland tot 96,4 % in Roemenië. In Zwitserland woonden daarentegen meer mensen in een huurwoning dan in een koopwoning: ongeveer 57,5 % van de bevolking huurde.

In Nederland (60,5 %) en Zweden (51,7 %) woonde meer dan de helft van de bevolking in een koopwoning met een hypotheek of lening; dit was ook het geval in IJsland (63,9 % – gegevens van 2016) en Noorwegen (60,1 %).

In elf van de EU-lidstaten woonde in 2018 minder dan 10,0 % van de bevolking in een huurwoning met een markthuurprijs. Daarentegen woonde in Duitsland (40,8 %) en Denemarken (39,4 %) bijna twee vijfde van de bevolking in een huurwoning met een marktprijs, net als ongeveer een derde van de bevolking in Zweden (35,0 %), rond drie tiende van de bevolking in Nederland (30,2 %) en Oostenrijk (29,7 %), en ongeveer een vijfde van de bevolking in Luxemburg (23,4 %), Griekenland (21,3 %) en België (19,4 %). Het aandeel van de bevolking dat in een huurwoning met een marktprijs woonde, was zelfs nog hoger in Zwitserland, waar dat meer dan de helft was (51,1 %).

Het aandeel van de bevolking dat in een sociale huurwoning of een gratis woning woonde, lag in alle EU-lidstaten en de acht niet-lidstaten waarvan gegevens worden getoond onder de 20,0 %.

Kwaliteit van de huisvesting

Een van de belangrijkste aspecten bij de beoordeling van de kwaliteit van de huisvesting is de beschikbaarheid van voldoende ruimte in een woning. Het percentage overbezette woningen geeft het percentage mensen weer dat in een overbezette woning woont, wat wordt bepaald door het aantal beschikbare kamers voor het huishouden, de omvang van het huishouden en de leeftijd en gezinssituatie van de leden van het huishouden.

In 2018 woonde 17,1 % van de bevolking van de EU 27 in een overbezette woning

Het hoogste percentage overbezette woningen in de EU-lidstaten (zie figuur 3) werd geregistreerd in Roemenië (46,3 %), terwijl cijfers van boven 50 % werden genoteerd voor Montenegro (57,7 % – gegevens van 2017) en Servië (53,3 %). Cyprus (2,5 %), Ierland (2,7 %), Malta (3,4 %), Nederland (4,1 %) en Spanje (4,7 %) registreerden de laagste percentages overbezette woningen, allemaal onder de 5,0 %, terwijl in zeven andere EU-lidstaten en in het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zwitserland en IJsland (gegevens van 2016) minder dan 10,0 % van de bevolking in een overbezette woning woonde.

Figuur 3: Percentage overbezette woningen, 2018
(%)
Bron: Eurostat (ilc_lvho05a)

Onder de bevolking met een armoederisico (met andere woorden, mensen die in huishoudens wonen waar het equivalente besteedbare inkomen per persoon lager is dan 60 % van het nationale mediane inkomen) lag het percentage overbezette woningen in de EU 27 in 2018 op 28,9 %, circa 11,8 procentpunten (pp) hoger dan het percentage voor de gehele bevolking (zie figuur 3).

De hoogste percentages overbezette woningen onder de bevolking met een armoederisico werden geregistreerd in Roemenië (56,4 %), Slowakije (54,9 %), Bulgarije (48,7 %) en Polen (47,7 %). Ook Turkije (70,7 % – gegevens van 2017), Montenegro (69,6 % – gegevens van 2017), Noord-Macedonië en Servië (beide 60,6 %) rapporteerden hoge percentages overbezette woningen onder de bevolking met een armoederisico. Aan het andere uiteinde van het spectrum werden de laagste percentages overbezette woningen onder de bevolking met een armoederisico genoteerd op eilanden, namelijk in Malta (7,0 %), Cyprus (5,2 %) en Ierland (4,2 %). Deze drie landen waren de enige EU-lidstaten waar minder dan één op de tien personen met een armoederisico in een overbezette woning woonde, een situatie die ook werd waargenomen in het Verenigd Koninkrijk (9,8 %).

Naast overbezetting wordt in de indicator voor de kwaliteit van huisvesting rekening gehouden met een aantal andere aspecten van woningnood – zoals het ontbreken van een bad of een toilet, een lekkend dak in de woning of een woning die als te donker wordt beschouwd. Het percentage mensen dat getroffen wordt door ernstige woningnood wordt gedefinieerd als het percentage mensen dat in een woning woont die wordt beschouwd als overbezet en tegelijkertijd ten minste een van deze eerder genoemde woningnoodaspecten vertoont.

In de gehele EU 27 had 4,3 % van de bevolking in 2018 te maken met ernstige woningnood

Er waren drie EU-lidstaten waar ten minste één op de tien mensen in 2018 te kampen had met ernstige woningnood: Bulgarije noteerde een percentage van 10,1 %, terwijl de percentages hoger lagen in Letland (14,9 %) en Roemenië (16,1 %); deze situatie werd ook waargenomen in elk van de kandidaat-lidstaten waarvoor gegevens (voor 2017 of 2018) zijn weergegeven in figuur 4. In Finland (0,9 %) en Ierland (0,8 %) daarentegen had minder dan 1,0 % van de bevolking met ernstige woningnood te kampen in 2018, wat ook gold voor Noorwegen.

Figuur 4: Ernstige woningnood, 2017 en 2018
(%)
Bron: Eurostat (ilc_mdho06a)

Het algehele aandeel van mensen binnen de EU 27 die te maken hadden met ernstige woningnood, daalde tussen 2017 en 2018 licht met 0,2 pp. In de EU-lidstaten werden de grootste stijgingen van het aandeel van mensen die worden geconfronteerd met ernstige woningnood opgetekend in Frankrijk, met een stijging van 0,6 pp tussen 2017 en 2018, en in Denemarken, Duitsland en Spanje, waar het percentage steeg met 0,5 pp. De met afstand grootste daling in de EU-lidstaten vond plaats in Hongarije, waar het percentage met 8,4 pp daalde van 15,9 % tot 7,5 %, hoewel moet worden opgemerkt dat sprake was van een onderbreking in de reeks. Dalingen van 1,1 tot 1,5 pp werden geregistreerd in Slowakije, Litouwen, Oostenrijk, Polen en Roemenië. Ook in Servië werd een relatief sterke daling geregistreerd (3,4 pp).

Betaalbaarheid van de huisvesting

In 2018 maakte 9,6 % van de bevolking van de EU 27 deel uit van een huishouden waarin ten minste 40 % van het equivalent besteedbare inkomen opging aan woonlasten

Het percentage van de bevolking met huisvestingskosten die hoger waren dan 40 % van hun equivalente besteedbare inkomen was het hoogst onder huurders die tegen de markthuurprijs huurden (25,1 %) en het laagst onder huiseigenaren met een lening of hypotheek (4,0 %) (zie tabel 1).

Tabel 1: Bovenmatige uitgaven aan huisvesting naar eigendomssituatie, 2018
(%)
Bron: Eurostat (ilc_lvho07c)

Het gemiddelde van de EU 27 maskeert de aanzienlijke verschillen tussen de EU-lidstaten: enerzijds was er een aantal lidstaten waar een relatief klein deel van de bevolking in huishoudens woonde die meer dan 40 % van hun besteedbaar inkomen uitgaf aan huisvesting, met name Malta (1,7 %) en Cyprus (2,0 %). Aan het andere uiteinde besteedde twee op de vijf personen (39,5 %) in Griekenland en meer dan één op de zes personen (17,9 %) in Bulgarije meer dan 40 % van het equivalent besteedbaar inkomen aan huisvesting, evenals ongeveer één op de zeven mensen in Denemarken (14,7 %) en Duitsland (14,2 %).

Wat betreft huurders die tegen de markthuurprijs huurden – de eigendomssituatie die geldt voor het grootste aandeel van de bevolking voor wie de huisvestingskosten meer dan 40 % van het besteedbaar inkomen bedroegen – bestonden er ook grote verschillen tussen de EU-lidstaten. In 2018 waren er zes lidstaten waar meer dan een derde van de bevolking die als huurder tegen de markthuurprijs huurt meer dan 40 % van het equivalent besteedbaar inkomen uitgaf aan huisvesting, waarbij dit aandeel van de bevolking meer dan twee vijfde bedroeg in Roemenië (46,3 %) en Hongarije (46,9 %), de helft in Bulgarije (50,1 %) en meer dan vier vijfde in Griekenland (83,1 %). In Malta (12,1 %), Letland (11,5 %) en Cyprus (11,3 %) werden daarentegen de laagste percentages bovenmatige uitgaven aan huisvesting voor huurders die tegen de markthuurprijs huren geregistreerd.

Brongegevens voor tabellen en grafieken

Gegevensbronnen

De in dit artikel genoemde cijfers zijn hoofdzakelijk afkomstig van microgegevens uit de EU-statistieken van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC). De EU-SILC-enquête wordt jaarlijks uitgevoerd en is de belangrijkste enquête voor het meten van de inkomens en levensomstandigheden in Europa. De referentiepopulatie omvat alle particuliere huishoudens en hun leden die op het moment van de gegevensverzameling op het grondgebied van de EU-lidstaat wonen; personen die in collectieve huishoudens en in instellingen wonen, maken doorgaans geen deel uit van de doelpopulatie. De gegevens voor de EU en de eurozone zijn populatiegewogen gemiddelden van de nationale gegevens.

Voor tabellen wordt in dit artikel de volgende notatie gebruikt:

Waarde schuingedrukt     datawaarde is voorspeld, voorlopig of geraamd en zal daarom waarschijnlijk nog veranderen;
: waarde niet beschikbaar of vertrouwelijk of onbetrouwbaar.

Context

Huisvestingsomstandigheden beïnvloeden op veel verschillende manieren de kwaliteit van leven van mensen: ze bieden onderdak, veiligheid, privacy en een plaats om te ontspannen, te leren, te werken en te leven. Huisvesting kan ook tegen de achtergrond van de lokale omgeving worden bekeken. Het gaat dan om de bereikbaarheid van kinderopvang, onderwijsinstellingen, werk, recreatiemogelijkheden, winkels, openbare diensten enzovoort. De betaalbaarheid van de woning, hetzij een koop- of huurhuis, is voor veel huishoudens een belangrijke kwestie, die vaak te maken heeft met de kwaliteit van de huisvesting.

De EU heeft geen specifieke verantwoordelijkheden op het gebied van huisvesting; de nationale regeringen ontwikkelen zelf hun huisvestingsbeleid. Desalniettemin worden veel van de EU-lidstaten met soortgelijke uitdagingen geconfronteerd, bijvoorbeeld hoe de woningvoorraad kan worden uitgebreid, hoe stedelijke uitbreiding kan worden gepland en beperkt, hoe duurzame ontwikkeling kan worden bevorderd, hoe jongeren en kansarme groepen toegang kunnen krijgen tot de woningmarkt of hoe energie-efficiëntie onder huiseigenaren kan worden aangemoedigd.

De kwesties met betrekking tot sociale huisvesting, dakloosheid en integratie spelen een belangrijke rol in de agenda voor het sociaal beleid van de EU. Het Handvest van de grondrechten bepaalt in Artikel IV-34: “Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting, teneinde eenieder die niet over voldoende middelen beschikt, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden een waardig bestaan te verzekeren”. In dit verband heeft de Europese Raad van Nice in 2000 overeenstemming bereikt over een aantal gemeenschappelijke doelstellingen voor de EU-strategie tegen armoede en sociale uitsluiting, waarvan er twee betrekking hebben op huisvesting, namelijk “het ten uitvoer leggen van een beleid dat iedereen toegang moet verlenen tot behoorlijke en gezonde huisvesting en tot de basisdienstverlening die nodig is om, gelet op de plaatselijke omstandigheden, normaal te leven (elektriciteit, water, verwarming e.d.)” en “het instellen van een beleid dat ernaar streeft levenscrises te voorkomen die kunnen leiden tot situaties van sociale uitsluiting, zoals overmatige schuldenlast, uitsluiting van school en dakloosheid”. Deze werkingssfeer werd uitgebreid in 2010, toen het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting (COM(2010) 758 definitief) een reeks maatregelen vaststelde om het aantal mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt tegen 2020 (in vergelijking met 2008) met ten minste 20 miljoen mensen te verminderen – zie ook het artikel over mensen die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd.

Rechtstreekse toegang tot

Andere artikelen
Tabellen
Databank
Speciale sectie
Publicaties
Methodologie
Visualisaties




Living conditions (t_ilc_lv)
Housing conditions (t_ilc_lvho)
Overcrowding rate (t_ilc_lvho_or)
Housing cost burden (t_ilc_lvho_hc)
Material deprivation (t_ilc_md)
Housing deprivation (t_ilc_mdho)
Living conditions (ilc_lv)
Housing conditions (ilc_lvho)
Overcrowding rate (ilc_lvho_or)
Under-occupied dwellings (ilc_lvho_uo)
Housing cost burden (ilc_lvho_hc)
Material deprivation (ilc_md)
Housing deprivation (ilc_mdho)